Vijftig jaar geleden overleed Wim Sonneveld. Hij was onderweg naar een voorstelling toen hij zijn reis moest onderbreken omdat zijn hart begon op te spelen. Hij werd meteen opgenomen in het ziekenhuis en heeft toch nog een aantal dagen geleefd. Ik ben nog bij hem op bezoek geweest… met een bundel gedichten van Jacques Bloem. Maar na een paar dagen in het ziekenhuis begaf Wim zijn hart het, tot ons groot verdriet.

We moesten terugkijken op jaren waarin wij vriendschap met hem beleefden, samen aten, bij elkaar logeerden, ook bij hem in de Bergerie in Frankrijk, in de prachtige oude boerenwoning waar hij woonde voordat de Casamata werd gebouwd. Soms meldde een gast zijn komst, hetgeen door Wim en Friso werd beantwoord met een briefje op de deur waarop stond: ‘We zitten op het strand in Nice!’ Dat strand is 12 kilometer lang…

In de tijd dat wij in de Bergerie logeerden, maakten we ook tochten in dat mooie Zuid-Franse landschap. Daar stonden mooie nieuwe hotels… en dan zei Wim: ‘Kom mee jongens, een kopje thee kan je overal drinken!’ Dan liepen wij achter hem aan, liet de eigenaar van het hotel ons alles bezichtigen en dronken dan inderdaad op het terras een kopje thee.

In Amsterdam bezocht Wim mijn man om te spreken over de muziek voor van alles en nog wat, ook voor de musical van Wim en Friso, ‘De Kleine Parade’, naar het boek van Henriรซtte van Eyk, een vooroorlogse bestseller. We ontmoetten de schrijfster zelf ook nog eens. De musical ging van start in Apeldoorn en beleefde vierhonderd voorstellingen in het hele land. Ik speelde de rol van mademoiselle Monique. Leen Jongewaard, God hebbe zijn ziel, speelde een mooie dubbelrol.

Lees ook:ย De beste wijn

Wij woonden toen in een groot huis in de Valeriusstraat. Het was een in de oorlog uitgewoond pand. De oude dame die daar pension hield, had in bijna alle kamers belletjes aangelegd. Een aantal studenten woonde daar. Toen wij er introkken, woonden er nog twee studenten, tot hun huur voorbij was. Wij begonnen enthousiast met schilderen, maar die bel-aansluitingen lieten we nog even zitten.

De kale houten vloeren waren behoorlijk uitgewoond. Toen brak er een vlooienplaag uit. Wij hadden ook nog twee katten en vochten met sop en lysol tegen de bij warm weer geweldig florerende vlooien. Wanneer mensen bij ons op bezoek kwamen, adviseerden wij dat ze hun broekspijpen opstroopten en gaven we ze een pannetje met water waarin zij de jeukende vlooien die gretig aanvielen op blote kuiten, konden verdrinken. Zo ook Wim Sonneveld, die vrolijk zijn majestueuze mooie kuiten ontblootte, waarop hij ijverig alles wat hem besprong, verdronk in dat pannetje. Hij nam onze vlooien gewoon voor lief.

Wims mooie stem horen wij nog steeds op de grammofoonplaten die er zijn gemaakt!

Marjan Berk