Parkeervakken creëren voor fietsen ergens vlakbij het water zonder daar rekken, beugels of nietjes te plaatsen is nooit een goed idee. Al bij het eerste zuchtje wind waaien de fietsen als dominostenen op de grond. En zo keerde ik met mijn fiets aan de hand huiswaarts vanaf het IJdock. En nee, ik was niet bij de Rechtbank. Niet alleen de bel, maar ook m’n ketting lag eraf.
Vlakbij de T-splitsing Korte Prinsengracht-Haarlemmer Houttuinen werd ik aangesproken door een bebaarde man met een blikje bier in zijn hand. ‘Ligt je ketting eraf?’, vroeg hij. Even aarzelde ik of ik hem moest negeren, want het leek me niet zo zinvol om deze vraag nog bevestigend te beantwoorden nadat de ketting hoorbaar over de grond sleepte. Je informeert toch ook niet bij iemand die in een wak ligt of hij soms door het ijs is gezakt? De man zette zijn blikje bier op de grond en bood zijn hulp aan. ‘Wedden voor een eurootje dat ik ‘m er zo voor je opleg?’ Kennelijk kon ik mijn wantrouwen niet verbergen, want hij voegde er met een imponerende stemverheffing van iemand die zich wil bewijzen aan toe: ‘geloof me nou maar!’ Samen gooiden we de fiets achterover en hij maakte een ongecoördineerde knieval voor het achterwiel. ‘Weet jij hoeveel ik gedronken heb?’, vroeg hij. Ik rook dat hij het niet bij één glaasje had gehouden. ‘Een fles whiskey en een paar glazen bier.’
Ondertussen frunnikte hij aan de ketting en liet hij mij zijn smerige vingertoppen zien. ‘Dit kan nog wel eens heel lang gaan duren’, dacht ik. ‘Hou jij dat achterwiel nou effe stil, we zijn er bijna!’, beloofde mijn beschonken, doch vastberaden fietsenmaker-to-go. Ondertussen hield ik mijn werktas in de gaten en voelde ik of ik mijn portemonnee nog had. Je weet immers maar nooit in welke smoesjes en trucjes je tegenwoordig kan trappen, nietwaar? Tot mijn stomme verbazing legde hij in één handbeweging de ketting erop en draaide aan de pedalen. ‘Nou, dat is toch niet te geloven?’ riep ik oprecht verbaasd en ik zocht naar een euro.
Hij maakte een gebaar waarmee hij aangaf dat hij geen tegenspraak duldde. ‘Ben jij een échte Amsterdammer?’ keek hij me doordringend en enigszins ondeugend aan. ‘Ligt eraan wat je daaronder verstaat’, antwoordde ik. ‘Als je langer dan 15 jaar in Amsterdam woont, dan mag je je een Amsterdammer noemen’, stelde hij en keek om zich heen of hij zijn smerige handen ergens aan kon afvegen. Ondertussen zocht ik naar een euro, terwijl ik aangaf dat ik inmiddels al meer dan 25 jaar in Amsterdam woon. ‘Ooooh, maar dan hoef ik geen eurootje van je. Amsterdammers helluppuh mekaar. Voor niks. Nee, ik meen ’t! En als jij nu effe die kant op fietst, dan kan ik effe kijken of ik het goed heb gedaan.’ En zo reed ik beschaamd weg, al mijn argwaan en voordelen achterlatend in de vuile klauwen van een beschonken Amsterdammer die de waarheid sprak en alleen maar goede bedoelingen had. ‘Yooooooooooooo, goed weekend!’, klonk het achter me.

Martijn van Stuyvenberg
Hoofdredacteur Mokum Magazine

Zonnebril: Nike Vision
Sweater: Black Bananas
Cap: Mokum Made
Met dank aan: WestCord Art Hotel

Volg Martijn ook via Instagram @martijnvanstuyvenberg