Tot op de dag van vandaag wordt Tom Okker (78) aangemerkt als de beste Nederlandse tennisser aller tijden. Mokum Magazine ontmoet de geboren Amsterdammer en levende tennislegende.

Tot onze grote verbazing kwam ’s lands meest succesvolle tennisser ooit ter wereld in Amsterdam!

‘Ik ben er inderdaad geboren, maar ik groeide op in Haarlem. Wel was ik meteen al fan van Ajax. Als jongetje bezocht ik regelmatig de thuiswedstrijden in De Meer en zag ik heel veel fantastische wedstrijden met alle spelers van weleer. In Haarlem heb ik een leuke jeugd en schooltijd gehad. Zandvoort en Bloemendaal waren dichtbij en ik zat op het Kennemer Lyceum, toen nog de enige school in Nederland met tennisbanen en sportvelden.’

We lazen dat de jeugdcommissie van de KNLTB ooit maar weinig in Tom Okker zag toen je nog een ‘schriel’ en – volgens hen – ‘verwend’ ventje was…

(lachend) ‘Schriel was ik – en dat ben ik ook altijd gebleven. Toen ik nog speelde, woog ik 63 kilo en ik ben nu misschien 10 kilo zwaarder. Verwend? Dat weet ik niet. Ik begon op jonge leeftijd met tennissen en op een gegeven moment werd ik beoordeeld door de tennisbond. In die tijd stelde dat nog niet zoveel voor. Ik herinner me dat er een mevrouw naar me kwam kijken, die na afloop cijfers gaf. Ik kreeg een vrij laag cijfer voor ‘aanleg’. Nee, toen ik een jaar of 10 was, zagen ze het nog niet zo in mij zitten.’

Wanneer is het met die aanleg ruimschoots goed gekomen?

‘Dat merkte ik pas later, toen ik wedstrijdjes en toernooien begon te spelen. Het ging steeds beter, ik won veel en verlegde steeds mijn grenzen. Totdat ik, nadat ik Nederlands kampioen was geworden en al de wereld over reisde, moest kiezen tussen studeren of tennissen. Ik gaf mezelf toen een jaar om te kijken hoever ik internationaal zou komen.’

Welke componenten zorgden uiteindelijk voor al die grote successen?

‘Laat ik vooropstellen dat alles er heel anders aan toeging dan tegenwoordig. Nu hebben ze op steeds jongere leeftijd vrijwel allemaal een coach, een begeleider, een psycholoog, iemand die op je voeding let en ga zo maar door. In mijn begintijd was mijn enthousiaste vader degene die me overal bij hielp en later regelde ik vrijwel alles zelf. Het meeste stak ik op van mijn buitenlandse reizen en door wedstrijden te spelen én te winnen. Professioneel tennis kwam pas in 1968, daarvoor deed je het voor je lol en was je blij dat je je onkosten vergoed kreeg en ergens voor niks kon logeren. Als je een toernooi won, kreeg je een beker en in Nederland heb ik weleens een schrijfmachine van Olivetti of een Philips radio gewonnen. Dat waren topprijzen waar je heel blij mee was. Tegenwoordig krijg je een paar miljoen…’

Tennislegendes Rod Laver, Ken Rosewall, Tony Roche en Tom Okker.

Welke rol speelt tennis op dit moment in je leven?

‘Geen grote rol, maar ik volg het wel – zeker als de Nederlanders het goed doen. Ik zag de knappe prestatie van Tim van Rijthoven (hij won onlangs het toernooi van Rosmalen, red.) en dat zal hem enorm stimuleren en op weg helpen. Zelf ben ik de laatste jaren verbonden aan OldStars tennis, een project van de KNLTB in samenwerking met het Ouderenfonds. Als ambassadeur vind ik het heel leuk om daaraan mee te werken en ervoor te zorgen dat oudere mensen in beweging blijven op de tennisbaan.’

Hoe vaak denk je nog terug aan je actieve tenniscarrière?

‘Niet dagelijks. Ik heb een leuke tijd gehad en soms zie ik bepaalde toernooien voorbijkomen op de televisie, zoals onlangs Monaco, waarbij ik dan denk: hé, dat heb ik ruim vijftig jaar geleden gewonnen. Ook spreek ik oude vrienden en tennissers nog weleens, zoals Ilie Năstase, Marty Riessen en Wojtek Fibak en dan halen we herinneringen op.’

Lees ook: Mart Smeets: ‘Johan was een buitengewoon sociaal mens’

Wat is het grootste verschil tussen het tennis van vroeger en het tennis van nu?

‘Het materiaal is veranderd, maar ook de manier waarop de bal wordt geslagen is anders. Met die extreme grip wordt er hard en met heel veel topspin geslagen. Het zijn niet altijd de mooiste slagen, maar gecombineerd met snelheid en souplesse is het soms wel spectaculair om te zien.’

Aan welke speler van toen koester jij warme herinneringen?

‘Marty Riessen, met wie ik veel heb gedubbeld, is altijd een goede vriend gebleven. En ook Ilie Năstase wil ik nogmaals noemen, een geweldige tennisser en in mijn ogen één van de grootste talenten uit de tenniswereld ooit. Hij misdroeg zich en kon zich vaak niet beheersen op de baan, maar hij had een geweldig balgevoel, dat te vergelijken is met iemand als Roger Federer.’

Er wordt vaak gesproken over je overwinningen in de tenniswereld, maar wat is je mooiste prestatie uit je meest actieve periode in de kunstwereld?

‘Door Fibak werd mijn interesse in die richting gewekt. Na onze wedstrijden bezochten we samen galeries en hier en daar kochten we wat. Eerst was het een hobby, maar het nam steeds serieuzere vormen aan. Ik ontmoette Appel in New York, Corneille in Parijs en vele andere Cobra kunstenaars in Nederland. Onvergetelijk en heel bijzonder was het moment waarop fotograaf Nico Koster, met wie ik een galerie runde, maar liefst 75 oude werken van Corneille ontdekte. ‘We hebben een schat gevonden’, riep hij. Al die werken hebben we toen gekocht, laten inlijsten en – iets te vroeg – weer verkocht.’

Tom Okker en zijn zoon Stephan, die de Okker Art Gallery (Vijzelstraat 125) runt.

Je bent 78 jaar oud. In welke mate doe je je bijnaam ‘flying Dutchman’ nog eer aan?

‘Het is een leeftijd waarop het er niet alleen máár leuker en beter op wordt. Zonder erover te klagen heb ik wat meer pijntjes, maar ik probeer zo fit mogelijk te blijven. Ik heb twee kunstenkels. Lopen, wandelen en golfen gaat prima, maar hardlopen en springen is er niet meer bij. Tijdens een demonstratiewedstrijd riep Nastase ooit eens gekscherend: it’s not the flying Dutchman anymore. It’s the dying Dutchman!’

Productie Martijn van Stuyvenberg