Ze staan al jarenlang op de Amsterdamse markten, van generatie op generatie. Met aardappelen, fournituren, kaas, stoffen en sportartikelen. De tijden zijn veranderd, maar ze houden zich staande. Een portret van vijf marktkoopmannen.

‘Het is geen vetpot, maar veel druppels maken een grote plas’

Wie: Ben Heisterkamp (68)
Wat: Zig Zag Fournituren sinds 1930
Waar: Ten Katemarkt

In de ochtenden is Ben aan het sorteren. ‘Kijk, dit komt allemaal uit die schuur. Ik haal alleen het mooie eruit, de rest houd ik gewoon in een zak als mensen willen rommelen. Knopen willen ze altijd wel om hun kleren een beetje op te pimpen.’
De 68-jarige marktkoopman begon ooit met ritssluitingen, knopen, garen en elastiek. ‘Nu hebben we 500 artikelen: boa’s, bretels, meer een beetje het knutsel- en frutselwerk. Kleding is veranderd. Vroeger kwamen ze met patronenboekjes, heel gedetailleerd. Nu is het meer patches op spijkerbroeken, bloemetjes, Ibiza band.’
Ruim 40 jaar staat Heisterkamp op de markt. ‘Mijn schoonvader had al voor de oorlog een naaimachinewinkel hier achter de kraam. Hij verhuurde veel naaimachines op afbetaling aan ateliers. Tot de Duitsers uit rancune zijn winkel leeghaalden, omdat hij zich niet had gemeld.’ Samen met zijn vrouw begon Heisterkamp met de verkoop van kleding vanuit het confectiecentrum. Dat liep zó goed, dat de winkels in de Kinkerstraat klaagden bij het confectiecentrum. ‘En toen zei de leverancier dat ze niet meer aan ons marktmensen konden leveren. Voor het imago van zijn zaak, begrijp je? Mijn schoonvader zei toen: begin dan met fournituren, met garen en band. Daar is altijd wel vraag naar. Zo hebben we die switch gemaakt.’ Of hij het redt met al die kleine inkomsten die komen van knopen en garen? ‘Het is geen vetpot. Maar ik zeg altijd: veel druppels maken een grote plas!’

‘Waarom er zulke grote gaten in de kaas zitten? Ik heb ze er niet ingeschoten!’

Wie: Herman Hinse (76)
Wat: Herman Kaas sinds 1934
Waar: Ten Katemarkt

Herman Hinse rijdt op marktdagen om vijf voor vijf ’s ochtends naar Gouda, om kaas te halen. Zijn vader stond vroeger met een snoeptent aan het begin van de markt. ‘Daarvoor stond hij met vis. Hij heeft tot zijn negentigste op de markt gestaan. Mijn vader was heel klein. De bekende Amsterdamse judokampioen Peter Adelaar – een man van 2 meter 13 – legde hem geregeld bovenop zijn kraam.’ Hinse vervolgt: ‘Zat ik met die Adelaar in zijn oude Mercedes 190. Kwam er iemand van de verkeerde kant de markt oprijden die met zijn auto niet meer naar achteren wilde. Adelaar hoefde alleen maar even uit zijn auto te stappen en weg was ‘ie! Wel gelachen, hoor.’ De anekdotes volgen elkaar in een rap tempo op. ‘Eerst zat ik in de snoep, daarna kocht ik een kaaswinkel. Mijn dochter, die hiernaast staat, houdt helemaal niet van kaas.’ Een klant onderbreekt zijn relaas en vraagt wat de komijnekaas kost. Zijn antwoord: ‘Wat wil je ervoor geven, schat?’ Op de vraag of het op de markt één grote familie is, antwoordt hij: ‘Ja, mijn dochter gaat wel eens met alle vrouwen uit. Ik niet hoor, wat moet ik met al die oude wijven? Ik ben blij als ik thuis ben!’ Hij zet zijn verhaal voort in de humormodus. Tegen een voorbijganger: ‘hé gierigaard, ik zei toch dat je te weinig kaas had gekocht? Ja, ja, vanwege je handbagage zeker. Maar dan had je toch een onderbroek minder kunnen meenemen in je tas?’ De cabaretshow krijgt nog een kleine toegift. ‘Waarom er zulke grote gaten in de kaas zitten? Dat moet je maar aan de boer vragen, ik heb ze er niet ingeschoten, schat!’

‘Het is pas mooi als het allemaal verkocht is’

Wie: Tinus Kelch (80)
Wat: Kelch Modestoffen sinds 1960
Waar: Ten Katemarkt en Noordermarkt

‘Ik verkocht aan Frank Govers, Max Heymans, Dick Holthaus en alle andere bekende couturiers. Die tijd was heel anders. Al die confectieateliers zijn weg, misschien heb je er nog twee. De grote ateliers zitten nu allemaal in Polen of weet ik veel waar. Toch merk je wel dat het weer een beetje in komt. Meisjes die workshops geven komen vaak langs. Dat is wel fijn’, stelt Kelch.
Toch is het dodelijk stil vandaag, constateert hij. ‘Kijk, daar bij het oranje bord staat mijn schoondochter. En mijn dochter staat aan de ander kant van de markt, bij de Kinkerstraat. Daar is ook de stal van mijn zoon. En mijn kleinzoon staat er ook. Of het gezellig is met de hele familie? Nou, nee hoor. Je hebt elkaar nooit meer echt iets te vertellen. Het gaat dag en nacht over de markt. Als jij bij mij op visite komt, dan denk je waarschijnlijk: wat interesseert mij het nou hoe die markt eruit ziet? Maar ach, het is ook weer niet ongezellig.’ ‘Maar vroeger was het wel gezelliger’, vindt hij. ‘Er is veel veranderd. Jonge jongens komen niet meer naar de markt. Vroeger liepen er 20, 30 marktjongens achter de stalmeester aan om een plaats op de markt te krijgen. Je hebt geen nieuwe aanwas meer’, stelt hij enigszins droevig vast. ‘Je hebt ook helemaal geen assortiment meer. Op dertig meter heb je 9 meter fruit en 9 meter groente. Mooie leuke confectie als heren- en damesschoenen is er niet meer. Dan moet je op de Noordermarkt zijn.’ Desondanks geniet hij nog altijd van het verkopen en het onderlinge contact. ‘Mijn motto luidt nog steeds: het is pas mooi als het allemaal verkocht is!’

‘Als een bloesje verkeerd hangt, gaan ze daarover zeiken’

Wie: Jan Lenten (80)
Wat: Peter Jan Sportshop sinds 1971.
Waar: Albert Cuypmarkt

Jan Lenten is op het Waterlooplein geboren en opgegroeid. ‘Vroeger was het een voddenplein waar kooplui met hun bakfietsen vol met vodden en soepbenen stonden. Mijn ooms waren voddenkooplui, die zag je ‘s ochtends om 5 uur al met hun bakfiets door de straten van Amsterdam rijden.’ ‘Als jongetje mocht ik met oom Piet mee op de bakfiets’, vervolgt hij. ‘Dan zat ik tussen de vodden. En mijn oom riep: ‘Vodden, benen!’ Op zondag maakten de mensen soep. Zoveel mogelijk kluiven. Die brachten geld op en daar werd dan lijm van gemaakt. Dat stonk als de pest. Zelf stonk ik de hele klas uit. Zo ben ik opgevoed en op de markt terechtgekomen.’ Lenten begon op de Dapperstraat met textiel en op zijn dertigste kwam hij op de Albert Cuyp terecht. ‘Van luiers tot lakens: ik verkocht het. Sportartikelen kwam vijf jaar later. Ik zat altijd al in de sport. Ik was amateurbokser en later bokstrainer. Zodoende heb ik meerdere winkels gehad.’ ‘Mensen maken vaak de fout door te veronderstellen dat iedereen op de markt bij elkaar hoort’, vervolgt de marktkoopman. ‘Kijk, je hebt 300 kooplui, dus ook 300 ondernemingen. Als ik iets verkoop, ziet mijn buurman dat. En als mijn buurman niets verkoopt, dan is dat heel vervelend. Dan kan je in conflict raken. Als er bijvoorbeeld al een bloesje verkeerd hangt, gaan ze daarover zeiken. Als je het druk hebt niet, maar als je niets te doen hebt wel.’
‘Op boksgebied zijn wij echt de grootste’, vertelt hij trots. We hebben de meest uitgebreide collectie van alle bedrijven, dus daar onderscheiden we ons mee. Mijn dochter (Ilona, red.) is professioneel bokstrainer. Zij is heel bekend en ook echt het uithangbord van de winkel. De tijden veranderen, maar zo’n zaak als wij hebben is echt uniek. En dat we familie zijn, helpt ook. Zo houdt ons bedrijf zich al sinds 1971 staande.’

‘Jonge mensen komen helaas niet meer naar de markt’

Wie: Tonnie Koster (59)
Wat: Koster Aardappelen sinds 1928
Waar: Dappermarkt

‘De aardappelbakken zijn nog steeds hetzelfde. Een jaartje of tachtig oud, denk ik. En die weegschaal telt al net zoveel jaren’, vertelt Tonnie. ‘In 1953 stond mijn opa al vijfentwintig jaar op de Dappermarkt. Hij heette ook Tonnie Koster, net als mijn vader en ikzelf. Dat was vroeger makkelijk, denk ik.’ Hij vervolgt: ‘Ik sta hier nu een jaartje of vijfendertig. Drie dagen per week is nog wel te doen. Maar er zijn er ook die hier de hele week staan. Vind ik knap, hoor. Met name aan het begin van de week is het zó rustig. Soms lopen er dan bijna geen mensen op de markt’, doet de koopman uit de doeken. ‘Mijn vrouw en ik zijn 2 jaar geleden een eetcafé begonnen en dat loopt goed. Ik sta hier echt nog voor mijn vaste klantjes. Elk jaar zie je de markt achteruit lopen. Waar dat aan ligt? Ik denk toch door ander eten en verpaupering van de markt. De meeste kramen zijn van tachtig jaar geleden. Ze hebben hooguit af en toe een nieuw zeiltje gekregen. Je moet nieuw publiek aantrekken, maar daar wordt niets aan gedaan. Jonge mensen komen helaas niet meer naar de markt. Er zijn veel meer supermarkten dan vroeger en die zijn elke dag tot ‘s avonds laat open. Je koopt daar je aardappelen, groente en fruit. Een dubbeltje meer maakt niet uit.’ De laatste twee jaar zag hij hoe meerdere collega’s ermee ophielden. ‘Ook met groente en fruit. Ze kunnen het niet meer verdienen. Je hebt een hoop vaste kosten: je standplaats, de kraamhuur, de opslagruimte. Het rijst de pan uit. Ik vind het hartstikke knap als jonge mensen er nog induiken op die markt. Zeker de verkopers die hier met kleding staan, verliezen het gewoon van die goedkope kledingzaken als de Primark!’

Je wekelijkse boodschappen van de Albert Cuypmarkt gebundeld thuisbezorgd? Bezoek www.roodkappje.nl

Tekst Pascale de Jong Foto’s Yvette Dolleman