Mijn achterkleindochter is een heerlijk klein meisje, waar ik heel erg mijn best voor moet doen om haar aan mij – haar óvergrootmoeder – te laten wennen. De afstand tussen ons is voor mijn gevoel één generatie te ver. De acht kleinkinderen die ik als oma ken, zijn vaak heel dichtbij. Maar die ene generatie méér schept toch een grotere afstand tussen mij en haar dan tussen de kleinkinderen waarmee ik een innige band voel, ook al wonen ze soms verder weg. Ik communiceer met de acht kleinkinderen op een vertrouwelijke basis, waarin niets hoeft te worden uitgelegd. We delen ook een stuk verleden van logeerpartijen of oppasmomenten die ik met hen heb meegemaakt. toverpannenkoeken

Zoals mijn jongste kleinzoon (inmiddels een zelfstandige en  volwassen jongeman), die mij belt met de volgende vraag: ‘oma, hoe maakte jij vroeger toch die toverpannenkoeken, wanneer wij bij jou logeerden?’ Ik denk na. Deze kleinzoon en zijn twee jaar oudere zusje logeerden regelmatig bij mij, Oma. Dan maakte ik zogenaamde sprookjesontbijten, bestaande uit een aantal glazen sap en de toverpannenkoeken waarover hij spreekt. En ze nu zelf wil gaan bakken, omdat zijn kinderverleden zich bij hem manifesteert en hij verlangt naar het sprookjeseten dat ik als oma serveerde. Ik denk na. ‘Toverpannenkoeken….’ O ja. Ik klutste een eitje, schonk er een scheutje melk bij, klontje roomboter in de bakpan, het ei bakken en als een pannenkoek omdraaien en de achterkant ook bakken. Dik suiker erop, en dat was het dan. Voorgoed als ‘toverpannenkoek’ geboekstaafd. Ik leg mijn volwassen kleinzoon, die mij aanspreekt op die kinder-logeerdroom, uit dat het hier om de taal van verbeelding gaat, die hem deze kostelijke herinnering doet ophalen. Het is iets heerlijks, wat bij hem een onvergetelijke herinnering aan zijn oma in leven houdt…

Lees ook: De rijdende opticien

Nu aan mij de taak om, in het restje leven waarover ik nog mag beschikken, voor die achterkleindochter iets te bedenken waaraan zij, wanneer ze groot is, ook zo’n herinnering houdt. Het doet me denken aan de man, die in zijn gelukkige huwelijk, toch nog steeds spreekt over de onvergetelijke macaronischotel van zijn moeder. Hij nam, na dat hij vele malen zijn herinnering gloedvol aan zijn eigen gezin had verteld, zijn gezin mee naar deze macaroni-oma, om ze kennis te laten maken met de goddelijke pastaschotel. Waarbij het hier bleek te gaan om een kledderige hap macaroni, opgeleukt met ketchup uit een fles. Ook hier spelen verhalen, dus taal en herinnering, een grote rol. Nu aan mij de beurt mijn achterkleindochter te betoveren door iets klaar te maken, dat jaren later, wanneer ik al lang in de hemel woon, haar kinderen zal trakteren op een sprookje, dat alleen nog in haar hoofdje een rol speelt.

Marjan Berk