Mokum Magazine hoofdredacteur Martijn van Stuyvenberg (46) zit dit jaar 25 jaar in het vak. Hij werkte voor de grootste tijdschrifttitels van Nederland en interviewde (inter)nationale wereldsterren als Beyoncé, Eminem, Robbie Williams, Enrique Iglesias, Janet Jackson, Jody Bernal en Rihanna. In ‘Off The Record’ vertelt hij de verhalen achter de schermen. 

In het jaar 2000 had ik een abonnement op Jody Bernal, die een gigantische hit had met het nummer Que Si, Que No. Jody werd vertegenwoordigd door artiestenmanager Wout van Doleweerd, die ook artiesten als De Havenzangers, Corry Konings en Marianne Weber vertegenwoordigde. Ik las onlangs op internet dat de vader van Van Doleweerd een tweedehands autohandel runde en dat Wout zelf ooit schoenmaker was. Dat verbaasde me helemaal niets. Hij was het no-nonsense type, zo’n man die zei waar het op stond en die alleen al – ook al was ‘ie vrij klein – door zijn verschijning indruk maakte. Jody was eigenlijk nog een verlate puber, die voortdurend practical jokes en kattenkwaad uithaalde.

Werkelijk overal mocht ik als verslaggever bij zijn: van een dagje Madurodam met zijn biologische ouders tot aan de uitreiking van een platina plaat. En zo liep ik ook weer met Wout en Jody door Ahoy, een paar uur voor een optreden op Pepsi Pop. ‘Heb jij al gegeten?’, vroeg Wout. Hij wachtte het antwoord niet eens af en regelde meteen een bordje extra. Toen we na het eten keurig onze borden wegzetten in de keuken, gooide Jody uit verveling met één armbeweging alle afwas die er stond op de grond. Hij versnelde zijn pas en liep achter Van Doleweerd aan, die niks in de gaten had.

Lees ook: OFF THE RECORD #8: Vieze vraag aan Janet Jackson

‘Hé, wat zullen we nou krijgen?!’, hoorde ik achter me. Ik werd in de kraag gegrepen door een boomlange woedende keukenmedewerker van Ahoy. ‘Ben jij wel helemaal lekker, vriend?’, schreeuwde hij. Moest ik eerlijk zeggen dat dit een kwajongensstreek van Jody Bernal was, of zou ik de schuld op me nemen? In een flits verzon ik de smoes dat ik per ongeluk met mijn tas langs de vuile vaat was gegaan. Ik keek om me heen en het was echt een ravage van gebroken borden, etensresten, kapotte glazen en bestek. Als een klein kind werd ik toegeschreeuwd. ‘Opruimen, NU!’

Op dat moment zag ik vanuit mijn ooghoeken dat Van Doleweerd er weer aan kwam wandelen, die zichtbaar geïrriteerd rechtsomkeert had gemaakt om te checken waar ik bleef. Samen met Jody stond hij in de deuropening. Van Doleweerd keek naar het schuldbewuste gezicht van Bernal en wist genoeg. En daar kwam de volksjongen in hem naar boven. Hij drukte zijn wijsvinger op de borst van de boze kok en wees naar de rotzooi op de grond. ‘Ga jij hier nou een probleem maken over een paar bordjes die op de grond zijn gesodemieterd? Deze jongen hier is mijn gast, ja? Stuur de rekening met de schoonmaakkosten maar naar mij.’ Hij legde zijn visitekaartje op de hoek van het keukenblad en liep weg. Jody en ik sjokten er weer achteraan. Pas in de kleedkamer werd er weer gesproken. Door Wout, uiteraard. Geheel tegen mijn verwachting in schoot hij in de lach en gaf Jody een kleine draai om zijn oren. ‘G#dverred*mme, wat ben je toch een draak!’, riep hij. En tegen mij: ‘Als je nou nog een keer zo’n gefrustreerde halve zool tegenover je hebt staan, dan weet je dus wat je moet doen: je kaartje op tafel leggen en zeggen dat hij de rekening naar jou mag sturen.’ Met een vette knipoog: ‘Ben je ten eerste meteen van het gezeik af en ten tweede doen ze dat toch nooit…’