Mokum Magazine hoofdredacteur Martijn van Stuyvenberg (46) zit dit jaar 25 jaar in het vak. Hij werkte voor de grootste tijdschrifttitels van Nederland en interviewde (inter)nationale wereldsterren als Beyoncé, Eminem, Robbie Williams, Enrique Iglesias, Shakira en Rihanna. In ‘Off The Record’ vertelt hij de verhalen achter de schermen. 
Met twee nummer één hits (Whenever, Wherever en Underneath Your Clothes) achter elkaar was Shakira aan het begin van deze eeuw vaak in Nederland te vinden voor optredens én interviews. Het allerleukste aan deze kleine (1m57) Colombiaanse zangeres vond ik dat ze zo ontzettend sympathiek was. Nooit zaniken, nooit zuchten. Haar naam is Arabisch en betekent ‘dankbaar’ – en met die instelling en uitstraling wist ze elke journalist om haar kleine vingertjes te winden. Buiten het podium had ze iets heel lieflijks. Tegen de muziekjournalist die vlak voor mij een interview met haar had, hoorde ik Shakira zeggen dat hij een chocoladeveeg bij zijn mond had. Hij veegde het af aan zijn blouse en struikelde bijna over zijn eigen rugzak. Ik stond erbij en ik keek ernaar. Shakira gaf me een knipoog, hield haar gezicht schuin en trok één wenkbrauw omhoog. Na een ‘hug’ vroeg ze de ober om een kopje thee en zei ze met een blij gezicht: ‘ja, ik had ook niks kunnen zeggen, maar dan loopt die man de rest van de middag voor lul.’ 
En toen gebeurde er iets merkwaardigs: ik zat nog te zoeken naar mijn recorder die ik ergens uit mijn tas moest vissen. Iemand van haar platenmaatschappij kwam gehaast op ons afgelopen en legde uit dat er een foutje was gemaakt. ‘Ik schaam me dood, je staat op de lijst voor een interview van 10 minuten, maar ze moet nú echt weg’, haalde hij zijn schouders op. Shakira leek nog niet helemaal door te hebben wat er aan de hand was, maar zag aan mij dat ik ergens flink van baalde. ‘Ze moet hierna naar een radio interview, maar in haar schema is er geen rekening gehouden dat er zometeen een gigantische file staat.’
Ineens stond Shakira, die ondertussen van iemand anders had gehoord wat er aan de hand was, naast me en mengde zich in het gesprek. ‘Maar luister eens’, wees ze met haar vinger naar haar begeleider. ‘We hebben zometeen toch alle tijd als ik in de auto zit? Hoe lang is het rijden?’ Het bleek drie kwartier te zijn. Ze legde haar hand op mijn arm en zei: ‘Opgelost, dan bel ik je vanuit de auto en dan praten we verder. Tot zo!’ En weg was ze. Even later ging mijn telefoon. ‘Guess who!’ hoorde ik haar lachen aan de andere kant van de lijn. En daar zat ik dan, in de lobby van een hotel. Na een gesprek van 49 minuten, waarin ik háár kopje thee opdronk, moesten we afronden. ‘Ik ben er!’ zei ze. ‘Volgens mij heb je wel genoeg tijd gehad, toch?’ Ik bedankte haar en riep dat ze me altijd – whenever, wherever – mocht bellen als ze weer eens lang in de auto moest zitten en zich verveelde…