‘Bij mij zaten drie muizen op de vensterbank!’ Een van mijn medebewoners had een van afgrijzen vertrokken gezicht. Ik griezelde met haar mee. Ik heb niets tegen muizen. Maar wel op de vensterbank. Want dan zijn ze al bijna binnen. Ik ken muizen, die stoppen niet bij een openstaand raam. Dat is mij dus ook overkomen. Een van onze dieren-liefhebbende bewoonsters voerde de vogels in de tuin. En een paar duiven in haar wensterbank.
Dat hadden de muizen onthouden. Bij het voederen van de duiven, had een dikke muis zich verscholen in een hoek van de vensterbank en voordat het raam werd gesloten, zat hij al binnen. Ik wist van niks. Maar zodra ik in bed lag, het licht uitdraaide en mij omdraaide in mijn zachte warme bedje, begon het geritsel. Ik spitste mijn oren, ging in het donker half overeind zitten. Het geritsel was stil. Ik zakte weer terug in de kussens klaar voor de nachtrit. Ik dommelde weg. Tot er plotseling weer luid geritsel te horen was. Ik schoot overeind, knipte het licht aan en jawel.
Bij de wasbak glipte een dikke bruine muis langs de muur om weg te duiken onder de plint. Ik raapte mijn klein beetje moed op dit uur van de avond bij elkaar, greep een schoen van de grond en knalde die tegen de muur waar ik het beest had zien lopen.
Ik bleef doodstil wachten of ik misschien weer geritsel zou horen. Maar het bleef stil. Muisstil.
Lees ook: Zoete herinneringen
Voorzichtig liet ik mij weer onder de deken zakken, wel met mijn oren gespitst. Net toen ik weer indommelde begon het geritsel weer. Nu stonden al mijn spieren gespannen, de dommel zakte weg, ik was klaarwakker! Waar was dat beest? Ik besloot meer actie te ontwikkelen en begon luidkeels ‘boe’ te roepen! Boe! Boe! Boe! Ik greep nu mijn beide sloffen en begon te gooien. In het wilde weg, misschien dat het beest bang zou worden en ophoepelde. Er werd op mijn slaapkamerdeur gebonkt. Dit was geen muis, dit was de bovenbuurman.
‘Buurvrouw! Kunnen wij je helpen?’ Op mijn blote voeten liep ik naar de deur om die te openen.
´Buurvrouw! Wat is er aan de hand?´
‘Een muis!’, piepte ik. Op dat moment stak de grote bruine muis over en sprong op mijn bed, liet zich naar beneden vallen en verdween. De buurman liet zich ook vallen, languit op de vloer. Maar te laat, de muis was pleiten. De buurman controleerde alle plinten op muizengaten om mij gerust te stellen. Maar er was geen gat te bekennen. Na een poosje in een doodse stilte te hebben gewacht, besloten wij maar weer te gaan slapen. Ik bedankte buurman voor zijn assistentie, sloot de deur achter hem, kroop maar weer in bed, knipte het licht uit en lag tot het ochtendgloren muisstil te wachten op… ja, op wat?
Geritsel! Ik heb nooit meer iets gehoord. Wekenlang sliep ik slecht, omdat ik maar bleef luisteren. En luisteren doe ik nog steeds. Wanneer ik in bed kruip, het licht uitdraai, lig ik en luister ik.
Marjan Berk