‘Het is je verjaardagscadeau. Een dagje Kalenberg!’ Een beetje zenuwachtig stemde ik in. Ik was op een dag zo maar uit het dorp weggegaan, waar ik jaren van mijn leven had geleefd en gewoond in een verbouwde bakkerij. Die we ook eindeloos hadden verbouwd en opgeknapt met onze vijf kinderen die daar zijn opgegroeid. De vier jongens leerden er trekker rijden en vrienden maken voor het leven. Waar we in die jaren de buren hadden leren kennen en een boek (Rook in de Ribben) over het oude dorp schreven dat zelfs in het Duits werd vertaald.

Natuurlijk hadden we nog de standplaats in Amsterdam. Maar zodra het werk klaar was, waren we weg. In de jaren zestig moesten we nog over de Veluwe rijden, en dan bij Wezep de polder in. Langs Kampen, langs Blokzijl, linksaf de landweg op tot het bordje Kalenberg zichtbaar werd. De auto bij Pieter Jongschaap parkeren, de spullen op onze kar laden, de brug over en dan rechtsaf, langs de Kalenbergergracht tot ons huis. Ik dacht in die jaren vaak: het lijkt hier toch net een Zweeds jongensboek. Zomers zwommen we in het meertje. Een diepe plas waar je voorzichtig moest zijn wanneer je naar de overkant zwom. Want in het midden van de plas was het water ijskoud. De eerste jaren dat we er woonden vroor de vaart nog dicht en werd er volop geschaatst. Voor ons huis werd er dan gekluund.

Maar nu wil ik iets vertellen over de nachtegalen. In mei zaten ze te zingen in de dikke berkenboom voor ons huis. Dan zette ik voorzichtig de bovenkant van de keukendeur open, belde om de beurt mijn kinderen en hield de telefoon buiten de deur zodat ze hoorden hoe de nachtegalen zongen.

En omdat de dichter J.C.Bloem schuin tegenover ons  in Kalenberg heeft gewoond, over die nachtegalen een van zijn mooiste gedichten heeft geschreven en ik met mijn zoon ook maar even naar het kerkhof in Paasloo ben gereden tijdens ons Kalenberg dagje om een bloempje op Bloem zijn graf te leggen, schrijf ik het voor mijn lezers maar even hier over:

De Nachtegalen. (J.C.Bloem)

Ik heb van ‘t even vrijwel niets verwacht.
‘t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft ‘t? – In de koude voorjaarsnachten
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.

Marjan Berk