‘De boom is ziek’, zei de boomchirurg. Ik kon wel janken. Twee enorme kastanjebomen had ik in de achtertuin. Handenvol kastanjes, ieder jaar weer. En nu is de boom aan de sloot ziek. Hoe nu verder? Ik keek omhoog, arme boom. Ineens kreeg ik een idee. In Parijs zat ik een keer met vrienden ergens buiten. Onder bomen. ‘Dit zijn toch ook kastanjebomen’, vroeg ik mijn vrienden. ‘Jawel. Maar ze zijn getopt.’
‘Blijven ze dan wel leven?’
‘Ze mogen hier niet hoger worden. Daarom worden ze getopt.’ We waren nog niet terug in Kalenberg of ik belde de boomchirurg, met wie ik al een afspraak had om de zieke boom te laten omzagen. ‘Toppen? Natuurlijk kan ik hem toppen. U wilt hem niet kwijt hé?’ Zo gebeurde. Met drie man en een halfwas jongen ging hij te werk. Een ladder, touwen, een zaag. Ik kon het niet aanzien, die arme boom. Maar de man was nog niet uitgetopt, of er cirkelden twee ooievaars rond de top.
Lees ook: Bloem
‘Die zoeken een huis’, zei de man met de zaag, voordat hij afscheid nam. ‘Let maar op, mevrouw. Dat kan nog gezellig worden.’ Hij kreeg gelijk. De ooievaars bleven in de buurt rondvliegen, ze keken of er misschien nog iets beters was dan mijn afgetopte boom. Maar ze kwamen terug en begonnen te bouwen, vlechtwerk van takken in de rondte. Ik moest dat weekend terug naar de stad, Maar het volgende weekend wist ik niet hoe vlug ik mij op het pad langs het water naar mijn huis moest haasten.
En jawel, het nest was klaar. Ik geloof dat de vrouw er al op zat, misschien al op haar eieren. De man had het druk, vloog af en aan met kleine takjes. Ik applaudisseerde zachtjes voor ze. Ze kregen drie baby’s en wonen er nu acht jaar. Ze vertrekken begin augustus en komen half maart weer terug. Ik woon er niet meer, maar de oude buren houden me op de hoogte.