Het regent flink als ik, in de late ochtend, naar mijn auto loop. Voor de zoveelste dag op rij tref ik een slapend echtpaar aan in een portiek. Ze liggen tegen elkaar aan onder een heel vies dekentje en worden omringd door paraplu’s die als doel hebben om de regen en harde wind enigszins te ontwijken. Zij ligt zijwaarts op de schouder van, vermoedelijk, haar man. Op eerdere dagen lag hij ook te slapen, maar nu kijkt hij me met grote, angstige ogen aan.

‘Hallo’, groet ik. In zijn rood doorlopen donkere kijkers lees ik armoede, angst en wanhoop. Hij is duidelijk bang dat ik hem ga vragen om weg te gaan. Wat is, na mijn begroeting, een logische vervolgvraag? Mijn brein loopt vast. Ik trek dit slecht. ‘Waar komen jullie vandaan?’, stamel ik. ‘Uit Roemenië’, antwoordt hij. Zijn vrouw ronkt door. ‘We have no house’, zegt hij er meteen achteraan en door deze vier woorden schiet ik vol. Daar sta ik dan, een man van vijftig die het best prima voor elkaar heeft, op weg is naar de tennisclub en net een stapel boterhammen met kalfsleverworst en filet americain van de keurslager naar binnen heeft gewerkt.

Op een meter afstand liggen twee jonge mensen letterlijk en figuurlijk, op de grond. En dat in mijn stad, mijn buurt en zelfs bijna in mijn straat. Ik ben geen linkse rakker, geef geen eurocent aan drugsverslaafden die voor de AH zitten, maar dit maakt me heel verdrietig. Ruim 930.000 inwoners telt onze stad en we lopen er kennelijk allemaal gewoon langs. We nemen het waar én voor lief en we kijken de andere kant op. Wie een ander redt van verdrinking is een held en krijgt meteen een speldje als beloning. Maar wordt het complex, langdurig en politiek beladen, dan drinken we een glas, doen we een plas en alles blijft zoals het was.

De vastberadenheid van Amsterdam is pas écht goed zichtbaar als structurele nood wordt genegeerd. Barmhartigheid wordt onmogelijk gemaakt door bureaucratie en bestuurders met een veel te grote mond die op een verkeerde positie terecht zijn gekomen. En ik? Ik huil, kort, op een plek waar ik ooit heb gelachen…

Martijn van Stuyvenberg
Hoofdredacteur Mokum Magazine