Tijdens een tripje naar Parijs (in m’n eentje) nodigde ik mijn vrienden uit voor een lunch in dat heerlijke visrestaurant op een van de twee bekende boulevards in de lichtstad, waarvan ik de naam even ben vergeten. Ik wilde mijn vrienden trakteren op heerlijke oesters of ander zilt zeefruit. En om te laten zien dat ik van wanten wist, bestelde ik een bord met les huîtres de Cancale, die in deze tijd van het jaar op z’n lekkerst waren. Mijn gasten gingen aan de oesters, maar keken wel nieuwsgierig naar mijn flinke bord met voornoemde platte schelpen.

Ik drapeerde mijn servet over mijn schoot en greep naar de pepermolen. Toen gebeurde er iets onheilspellends. De gerant, die mij wel een beetje kende van vorige bezoeken, stortte zich op mij, rukte de pepermolen uit mijn handen en kreet: ‘Madame! C’est une crime! Les huîtres de Cancale avec du poivre! C’est vraiment une crime! On mange ça nature. Comme ça!’

Lees ook: Veel kinderen en veel werk

Ik geneerde me dood. Later hoorde ik van een kenner, dat al die poespas, zoals sausjes, citroen, peper et cetera, stamde uit de tijd, dat oesters veelal niet vers waren door de reis van de zee naar het restaurant. En dan diende al die tralala erbij om te verhullen, dat de arme dieren niet meer kakelvers waren. En zo’n heerlijk voornaam visrestaurant (waarvan ik weer eens de naam ben vergeten) kon zich natuurlijk niet permitteren om ouwe oesters te serveren. Experience is the best teacher!

Marjan Berk