Als klein meisje had ik mijn eigen toekomstdromen. Allerlei beroepen passeerden de revue, afhankelijk van wat ik las of om me heen hoorde en zag. Eén ding stond vast: ik wilde zingen, dansen en pianospelen, dus die beroepskeuzes wisselden nogal. Maar mijn kinderwens was constant. Ik had maar één broer, en dat vond ik niet genoeg.
Veel kinderen dus. Het rapport van de Club van Rome dacht daar anders over. Wanneer ik weer eens rondbuikig in een rij stond te wachten, ving ik in die tijd nogal eens berispende blikken op van niet-zwangere jonge vrouwen. Dan dacht ik: ‘Neem jij nu helemaal geen kinderen, dan neem ik er drie!’ Uiteindelijk werden het er vijf. Ze zijn nu allemaal volwassen en zorgen op hun beurt voor de kleinkinderen en zelfs voor drie achterkleinkinderen. En wat werk betreft heb ik geen klachten. Met zingen, dansen, spelen en de laatste jaren met schrijven ben ik nog steeds druk.
Lees ook: Naar de hoogste top
Nu heb ik een bijzonder slimme kleindochter, die iets heel origineels doet: zij maakt dingen die ooit mooi en nieuw waren, maar kapot zijn gegaan, weer heel. Een waanzinnig mooi beroep, weggooien heeft ze nog nooit van gehoord. Alles wat kapot is, wordt grondig bekeken en, als het mogelijk is, weer gemaakt. Dat geldt voor gedragen kleren waar kinderen uitgroeien of stoffen die te mooi zijn om weg te gooien. Weggooien komt niet voor in haar repertoire: met haar originele fantasie verandert ze elk kapot stuk in iets nieuws en unieks.
Dat doet ze ook met huishoudelijke apparaten. Ook daar wordt niets zomaar weggegooid. Slimme mannen en vrouwen kijken er goed naar en zien de oplossing. Zo beheert mijn kleindochter een heel arsenaal: een grote groep handige, creatieve mensen die altijd met originele en oplossingsgerichte ideeën komen, voor alles wat loszit, of waar je nog iets anders mee kunt doen.
