Het is een tijd van overvallen, ontploffingen, jatten en stelen van oude vrouwtjes. Maar dat is altijd zo geweest, zolang ik me kan herinneren. In de tijd dat ik bij Wim Kan en Corrie Vonk werkte, werd er bij de familie Kan ook eens ingebroken. Niet leuk. En om herhaling van zo’n inbraak te voorkomen nam Corrie Vonk in haar huis in Kudelstaart de volgende maatregel.

Voor ze met echtgenoot Wim Kan naar de voorstelling in Amsterdam vertrok, stopte ze honderd gulden in een doosje, dat ze open op de trap liet staan. Ze legde er een briefje bij met de volgende tekst: ‘Beste dieven. Doe geen moeite. Haal niet alles overhoop, er is verder geen geld in huis. Hier is honderd gulden, doe daar maar iets leuks van. Hartelijke groet, Corry Vonk en Wim Kan.’ Dat hielp afdoende.

Lees ook: Vlooien

Nu lees ik de memoires van Wim Kan. Later in zijn leven ging hij naar het theater om het laatste programma van Lurelei te zien waar ik ook in meespeelde. Wim Kan had het volgende commentaar, na het zien van dit heerlijke hilarische programma van Lurelei: “Nou jongens, wij kunnen wel inpakken!” De grote cabaretier liet met deze opmerking zien, dat hij niet te beroerd was om de zon in het water te zien schijnen!

Vóór die tijd had ik drie jaar bij hem gespeeld. Ik herinnerde mij de volle zalen met mensen, die huilden van het lachen om de grote Wim Kan, en de vochtige stoelzittingen, waar dames van alle leeftijden hun sluitspieren niet meer in bedwang hielden.

Marjan Berk