Twee weken geleden liep ik over de Amstel richting Carré. In de verte zag ik een ietwat sullige man fietsen. ‘Lul met vingers’, zou mijn oma zeggen. Hij deed me denken aan meneer de Lange, de tekenleraar van de middelbare school. Naarmate je ouder wordt, ontmoet je steeds meer mensen die lijken op iemand uit je verleden. Meneer de Lange was een zij-ige man bij wie je nooit hard hoefde te werken en ik – bij gebrek aan tekentalent – werd beloond met een nergens op gebaseerde 7. De man op de fiets bleek wethouder Ivens te zijn, waarschijnlijk op weg naar de muffige lerarenkamer die in Amsterdam ook wel ‘Stopera’ wordt genoemd.

Koffie, zweet & sigarettengeur

Met een kleine duizeling dacht ik terug aan de docentenruimte van mijn middelbare school, waar je liever niet kwam vanwege je chronische autoriteiten allergie. De naar koffie, zweet en sigaretten walmende geschiedenisleraar in dat veel te grote en gekreukelde jasje was een oudere versie van Rutger Groot Wassink. In zijn lessen had deze despoot het onophoudelijk over de Eerste Wereldoorlog (‘Die was véél complexer en dus spannender dan de Tweede!’), Rusland (Trotski, Lenin, Stalin waren zijn helden) en hij kon oeverloos zwammen over de allereerste stroom vluchtelingen die in Nederland binnenkwam als gevolg van de burgeroorlog in Sri Lanka.

Humorloos kutwijf

Het humorloze kutwijf van Duits had iets weg van Femke Roosma. Als je eind augustus je rooster ophaalde en zag dat je wéér een heel jaar les kreeg van dat afschuwelijke kreng, was je even vijf minuten van slag om dit op ‘individualistische’ wijze te verwerken. Udo Kock had de kwieke conrector kunnen zijn. Zo iemand die je na schooltijd op de tennisbaan tegenkwam in zijn outfit uit de jaren 60 en zijn houten racket.

Verhouding met de gymleraar

Marjolein Moorman gaat door voor de wanhopige docente die je er al na 2 minuten uitstuurde omdat je haar per ongeluk bij haar voornaam had genoemd. Mevrouw van Doorninck was de  onopvallende en altijd overspannen voormalige peuterspeelzaaljuf, bij wie je dus de meeste kans had op de eerste twee uur vrij. Daarentegen had Simone Kukenheim de nietszeggende juffrouw kunnnen zijn bij wie je niet de enige was die er geen reet van snapte en vrijwel de hele klas een onvoldoende stond. Uiteraard lag dat nooit aan haar. Maar och, wat had ik graag les gehad van Sharon Dijksma, die goedlachse gezelligerd van handvaardigheid, die je er voortdurend op wees dat ‘wij’ de enige school waren die bij handenarbeid milieuvriendelijke materialen gebruikten. Tot slot doet Touria Meliani me op de een of andere manier terugdenken aan de sneaky schooljuffrouw die een stiekeme verhouding had met de gymleraar. Iedereen wist ervan, maar beiden bleven ze erover liegen. Pas twintig jaar later hoorde je dan van een oud-klasgenoot dat ze uiteindelijk toch nog zijn getrouwd.

De kaakklem

Zie ik nu nog iemand over het hoofd? Ach ja, ik was haar bijna vergeten, omdat ze er ineens zat en lang niet zo geliefd was als haar voorganger. Niemand nam deze naïeve nitwit ‘au sérieux’, omdat ze er eigenlijk een beetje een zooitje van maakte. Daarmee doel ik natuurlijk op de directrice van de school, oftewel: de eerste vrouwelijke directeur die aan het roer stond. Dat moest er altijd bij worden vermeld, want dat was me toch wat in die tijd. Als ze tegen je praatte, keek je gebiologeerd naar haar gebit, omdat ze tijdens het praten haar tanden stijf op elkaar hield terwijl ze maar door bleef ratelen. Zo’n vrouw van wie iedereen weleens dacht: ‘met welk vervalst CV is zíj hier in godsnaam aan het roer gekomen?’ Na een paar jaar vertrok ze zonder afscheidsfeest, met stille trom en luide opluchting. Zó jammer dat ik toen mijn diploma al op zak had en nét was verhuisd!

Martijn van Stuyvenberg
Hoofdredacteur Mokum Magazine